Het graf van Jacob Cats in de Kloosterkerk
In 1854 is in de Kloosterkerk, Den Haag een gedenksteen geplaatst met het
opschrift ‘Jacob Cats’. Het was het begin van de Geschiedkundige Vereeniging
Die Haghe van 1890. In 1650 kocht Jacob Cats, bekend als dichter en als
raadspensionaris onder stadhouder Frederik Hendrik, twee graven in de
Kloosterkerk. De graven stonden op naam van ‘den Rentmr. Johan Hallingh’, hij
werd al in 1605 aangesteld als Ontvanger voor de Predicaren. Het complex was
eigendom van de Staten van Holland maar functioneerde pas vanaf 1617 als
protestantse kerk. In 1632 lieten de Gecommitteerde Raden de eerste drie
kerkmeesters aanstellen, in 1633 volgde de aanstelling van de eerste
kerkrentmeester, Adriaan van Persijn.
Jacob Cats had in 1629 een huis gekocht aan de Kneuterdijk, nu achter de
Heulstraat. Jacob’s vrouw Elisabeth van Valckenburgh overleed na een
langdurige ziekte en was in 1631 begraven in de Grote Kerk van Den Haag en
werd in 1650 herbegraven in de Kloosterkerk. Jacob Cats zelf is in 1660
begraven. De huidige locatie van de oorspronkelijke twee graven van de familie
Cats kan precies worden aangegeven. In het oudste grafboek van de
Kloosterkerk is aangegeven wie er tussen 1650 en 1674 in het Cats familiegraf
zijn begraven. Opvallend is Henry de Fleury de Coulan, ook bekend als
Ritmeester Buat, in 1666 werd hij gevonnist en geëxecuteerd wegens
landverraad. Zijn schoonvader was Diederik Pauw, kerkmeester van de Kloosterkerk, echtgenoot van Elisabeth Cats. Beiden zijn in de Nieuwe Kerk
begraven. Het artikel besluit met de familiegraven van Johan de Witt en van
Diederik Pauw in de Nieuwe Kerk, zoals weergegeven in het grafboek.
In een aansluitend artikel over de ‘prinsenmartelaars’ in de Kloosterkerk wordt
de cirkel van Spinoza’s Ultimi barbarorum uit 1672 weer rondgemaakt.